top of page
Malawi | Mozambique, mei - juni 2015

Racen met bromsnor

De agent in het wit gesteven overhemd heeft ons middels een ferm handgebaar naar de greppel van de dirt-road verwezen. Geroutineerd overhandigt Marijn al onze papieren; paspoorten, rijbewijs, verzekeringsbewijs en carnet de passage. Als gebruikelijk wachten we het uiterlijk vertoon af waarmee alles wordt nageplozen. Dat onze documenten in het Nederlands of in Engels zijn lijkt de uitsluitend Portugees sprekende politiemacht niet te hinderen.

Dan verschijnen de mannen in het grijs/groen aan ons raampje. Bij elke controle buigt zich niet alleen de wit geklede ‘traffic’ politie zich over onze voortgang maar zijn ook de grijs/groene mannen van de partij. Vermoedelijk dienen zij het leger, of is het marechaussee, of....?

En? Hoe was Afrika?

In het voorjaar van 1608 verschenen 13 schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie voor de kust van Ilha de Moҫambique. Met 337 geweren en 1840 manschappen voerde de VOC een ware aanval uit op het machtige Portugal. Dat Portugal bestuurde namelijk op dat moment grote gebieden in Oost-Afrika en hield vrijwel de gehele kust van het hedendaagse Tanzania en Mozambique onder controle vanaf dit kleine eiland voor de kust. De VOC wist het eiland weliswaar in te nemen, maar ondanks verwoede pogingen lukte het ze niet het machtige Fort São Sebastião te overmeesteren. Na 3 maanden bezetting blies de VOC gelaten de aftocht.

Wat als... Wat als het de VOC gelukt was? 

Botswana, travelreports

MALAWI | MOZAMBIQUE

Racen met bromsnor

De agent in het wit gesteven overhemd heeft ons middels een ferm handgebaar naar de greppel van de dirt-road verwezen. Geroutineerd overhandigt Marijn al onze papieren; paspoorten, rijbewijs, verzekeringsbewijs en carnet de passage. Als gebruikelijk wachten we het uiterlijk vertoon af waarmee alles wordt nageplozen. Dat onze documenten in het Nederlands of in Engels zijn lijkt de uitsluitend Portugees sprekende politiemacht niet te hinderen.

Dan verschijnen de mannen in het grijs/groen aan ons raampje. Bij elke controle buigt zich niet alleen de wit geklede ‘traffic’ politie zich over onze voortgang maar zijn ook de grijs/groene mannen van de partij. Vermoedelijk dienen zij het leger, of is het marechaussee, of....? Hoe dan ook, ze zijn altijd met velen én ze dragen nogal indrukwekkende wapens, dus wij zijn zonder uitzondering vriendelijk. Na ons vrolijke “Ola, come esta?” houdt ons Portugees op en begint het onafgebroken schaapachtig lachen. De meest indrukwekkende van het stel priemt met wijs- en middelvinger in de eigen ogen om vervolgens met deze twee vingers onze kofferbak aan te duiden. Aha, hij wil wat inspecteren, dat begrijpen we. Gedwee stap ik uit en open de kofferbak.

Daar staan we dan. Langs de kant van een luchtpijp-tergende, stoffige weg in het onherbergzame noorden van Mozambique. De onvergeeflijke zon brandt op de huid van mijn voeten en ik hoor Marijn vanaf de voorstoel zuchten. Al ruim 20 minuten ben ik bezig om elke doosje, elke bakje te openen wat de grote grijs/groene meneer met zijn twee vingers aanwijst. Zijn grote gestalte zorgt weliswaar voor enige schaduw, maar erg op mijn gemak ben ik niet. De grijs/groene pet lijkt wat te klein waardoor zijn wenkbrauwen met een extra frons omlaag lijken gedrukt. Onder deze donkere blik gaat een volle snor schuil, die hij – daar ben ik van overtuigd – enkel en alleen uit intimiderend oogpunt niet afscheert. Net wanneer ik hem overweeg te vragen waarnaar hij op zoek is, buigt hij zich voorover om aan onze knoflook voorraad te snuffelen. Zijn AK-47 tikt hard tegen de achterklep, maar ik besluit om het kleine krasje wat ontstaan is niet nader te benoemen.

Wanneer ik op verzoek het afwasteiltje wat verschuif slaat de stemming om. Achter het teiltje staat een kleine houten jeep, als souvernir in Malawi gekocht. Mijn grote buurman snuift en nadat ik zijn grote vragende ogen met een knik beantwoord pakt hij met zijn twee kolenschoppen ons speelgoedautootje op. Zonder aarzeling begint met het jeepje rondjes te racen over onze achterklep. Breedlachend en ‘vroem-vroem-vroem´ roepend probeert hij gedurende enkele minuten zijn rondetijden te verberen. Als hij even opkijkt en mij met stomheid geslagen ziet toekijken beseft hij opeens de ernst van de situatie. We lachen beide nog wat ongemakkelijk, waarna hij alle betrokkenen rond onze auto sommeert direct alle papieren terug te geven. We horen nog een beschaamd ‘Obregado’  en ‘Bon Viagem´ en mogen dan vertrekken. De daaropvolgende 10 km rijden we in stilte, met onze monden open..

Met Mathijs en Anouk hebben we het zuiden van Malawi tot in detail uitgeplozen, heerlijke weken van ontspannen reizen, braaien en borrelen. Een half woord genoeg en nooit een onvertogen. Nadat zij het ondernemende deel van onze reis voor hun rekening hebben genomen door zowel in Dedza, Zomba als Mulanje naar boven te klimmen, konden we gevieren voldaan uitrusten in Cape Maclear. En nadat we ze in de hoofstad van Malawi weer hebben achtergelaten zijn we in een kleine 4 dagen van Lilongwe naar Pemba gereden, in het verre noordoosten van Mozambique. We hebben nog 4 weken voor de boeg. En hoewel we beseffen dat dit an sich al een ongekende luxe is voelt het in alle eerlijkheid al een beetje als aftellen, het einde van deze schitterende reis is in zicht. We richten ons langzaam weer op Nederland. Kijken wat vaker op nos.nl en hebben contact gehad met Ziggo.nl over het kabelabonnement. Nieuwe afspraken worden gemaakt en er is weer contact met werkgevers. Maar het is nog niet gedaan, morgenochtend om 03.30u vertrekken we met een busje naar Ilha do Ibo, het hoofdeiland van de Quirimbas Archipel. 

bromsor

MOZAMBIQUE 

En? Hoe was Afrika?

In het voorjaar van 1608 verschenen 13 schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie voor de kust van Ilha de Moҫambique. Met 337 geweren en 1840 manschappen voerde de VOC een ware aanval uit op het machtige Portugal. Dat Portugal bestuurde namelijk op dat moment grote gebieden in Oost-Afrika en hield vrijwel de gehele kust van het hedendaagse Tanzania en Mozambique onder controle vanaf dit kleine eiland voor de kust. De VOC wist het eiland weliswaar in te nemen, maar ondanks verwoede pogingen lukte het ze niet het machtige Fort São Sebastião te overmeesteren. Na 3 maanden bezetting blies de VOC gelaten de aftocht.

Wat als... Wat als het de VOC gelukt was? Hoewel Portugal de kustregio bestierde had het in die tijd niet meer de sterke vloot van weleer. Met het verlies van Ilha de Moҫambique was het vrijwel zeker de controle over de regio verloren en de VOC stond klaar om over te nemen. De VOC zou met Ilha een groot hoofdkwartier in handen krijgen. Bestond dan nog wel de behoefte om de eerdere nederzetting in de Tafelbaai uit te breiden? En bestond Kaapstad dan wel..

Ilha de Moҫambique staat samen met haar broertje Ilha do Ibo (in die tijd de ‘2e stad’ van de Portugese nederzetting in de regio) bol van historie. Waar de Portugezen in 1969 Ilha de Moҫambique middels een brug aan het vasteland hebben verbonden, heeft het bereiken van Ibo heel wat meer voeten in aarde. Het kost ons 8 uur in de kofferbak van een truckje en vervolgens een ruim uur op een lekkende dhow als we tegen de ondergaande zon afmeren voor het Fortim de São José, één van de drie forten op het eiland. En direct wanneer we met onze rugzakken de zanderige boulevard opschuifelen overvalt ons de historie. Alsof we een andere wereld zijn binnengestapt zien we de oranje/gele zon schijnen over verlaten veranda’s die grenzen aan brede avenues. Er stuift stof over het centrale plein dat omgeven wordt door een oud postkantoor, een oud ziekenhuis en een oude kerk, de Igreja de Nossa Senhora do Rosário. De gebouwen stammen zonder uitzondering uit de 15e – 16e eeuw en het feit dat tenminste de helft ervan verlaten is en met mos overgroeid, geeft het stadje iets magisch, iets spookachtigs misschien wel.

Ibo is het hoofdeiland van de Quirimbas Archipelago, in totaal 32 eilanden. Op een vroege ochtend verlaten we in goed gezelschap Ibo aan de zuidkant van het eiland en beginnen aan een excursie tropisch wadlopen. In afwachting van springtij staat het water extreem laag wat maakt dat een voettocht naar het naastgelegen Ilha de Quirimba mogelijk is. Urenlang lopen we over de bodem van de Indische Oceaan, door mangroven-bossen, tussen één-scharige krabben en door smalle stroompjes. Eenmaal aangekomen op het hagelwitte strand van Quirimba is het water al aan het steigen en enkele uren later varen we over open zee weer terug, geen spoor meer van de wereld onder ons.

Ibo is de plek waar we onze dwaling langs de kust inzetten om de Indische Oceaan 3 weken later definitief achter ons te laten. Nadat we in Pemba zijn bekomen van de eveneens 8 uur durende terugrit vanaf Ibo bereiden we ons voor op de paar duizend kilometer die voor ons ligt. En in de dagen die volgen schuifelen we langzaam maar zeker zuidwaarts. We worden talloze keren door de politie aangehouden en zien ons een aantal keer genoodzaakt een boete te weigeren. Zo kon meneer agent uiteindelijk toch ook niet in zijn regelementen boekje terugvinden dat het dragen van een zonnebril verboden was. Maar met elke km drong ook het besef door dat we écht aan de laatste etappe begonnen waren.

In een uiterste poging te genieten van onze laatste weken/dagen hielden we halt in Vilanculos, de poort naar civilisatie. De voor de kust gelegen Bazaruto Archipelago behoort tot ’s werelds beste duikplekken en daar moesten we bij zijn. Marijn twijfelde tijdens de 1e duik in zeer onstuimig water nog wel even of dit zo verstandig was en besloot de veiligheid van de boot op te zoeken, maar de 2e duik maakte alles goed. Langzaam volgde we de westelijke kant van het TwoMile Reef terwijl 2 zeeschildpadden (hawkbills) ons op nog geen 1,5 meter onder ons gracieus begeleiden. Na de indrukwekkende verschijning van een duivelsrog en een aantal dolfijnen leek mij dat we alles wel gezien hadden en ben ik vast naar boven vertrokken om wat meer (of minder?) inhoud te geven aan het begrip zeeziekte.

Na Vilanculos en het 4x4 paradijs Barra werd Ponta do Ouro de laatste strohalm die de Indische Oceaan ons te bieden had. Op letterlijk een steenworp afstand van de Zuid-Afrikaanse grens hebben we de laatste dagen van deze onvoorstelbare reis doorgebracht. We hebben onze laatste kleding ingeruild voor een seafoodplatter en oneindig onze antwoorden doorgenomen op de vraag die ongetwijfeld komen gaat; “En? Hoe was Afrika....?” De wilde oceaan beukt hier onder begeleiding van een continue Zuid-Oosten wind op het fonkelende gouden strand (... do Ouro) en het rustgevende geraas bood een uitstekende plek voor wat reflectie.

Het zit erop. Dat waar we zolang van gedroomd hebben en wat we zo intens beleefd hebben is voorbij. Niet meer dagelijks onze tent open- en dichtklappen. Niet meer in koud water afwassen of met skikleding aan naar bed. Geen vers fruit meer kopen op elke straathoek, niet meer de lachende zwaaiende kinderen langs de kant van de weg. Maar waar weemoed op de loer ligt is het de realiteit die uitnodigend werkt. Het is weer tijd voor familie en vrienden, ons huisje, het dynamische poezen-duo, een wat kleinere auto, werk. Het dagelijkse (voorspelbare?) leven zal de agenda vullen, en ook daar kijken we gek genoeg naar uit.

Mama Africa is goed voor ons geweest. Natuurlijk zijn we verbolgen geweest over hoe sommige dingen gaan zoals ze gaan. Hoe corruptie, alcoholmisbruik en HIV de dagelijkse gang ontwrichten in vrijwel alle landen die we bezocht hebben. De continue strijd van het alsmaar schaarser wordende wildlife in Kenia en Tanzania en de Chinese plunderingen voor de kust van Mozambique. Maar ook zonder de kop in het zand te steken hebben we genoten van dit deel van het continent, haar diversiteit, haar prachtige natuur met onnavolgbare vergezichten. De gastvrijheid van haar mensen, de lach die je toekomt bij een schamel woordje Swahili of Luganda. Het simpele genieten... En dus stappen we over een paar dagen het vliegtuig in met een paar souvenirs, een heleboel haar en een shitload aan fantastische herinneringen!

hoe was afika?
bottom of page